Page 66 - Cooperatief Wonen in Vlaanderen
P. 66

Cera dit te organiseren en bepaalde drempels te vermijden. Aangezien vennoten aandelen bezitten, zijn zij mede- eigenaar van het volledige patrimonium wat zich concretiseert in een woonrecht en een gebruiksrecht van de gedeelde ruimten, producten en diensten van de wooncoöperatie. Op die manier redeneren bewoners minder vanuit een individueel eigendom, maar vanuit de wooncoöperatie als geheel, mede omdat ze (doorheen de tijd) mogelijks verschillende woningen zullen bezetten in hun persoonlijke woontraject. Dit zorgt ervoor dat er verschillende deelwinsten worden gerealiseerd waarvan de aard en de kwaliteit vanuit de positie van een individueel huishouden niet mogelijk is. Zo worden erg dagdagelijkse pragmatische ruimten en materialen zoals een ruimte met wasmachines, een fietsenstalling met leenbare karretjes, een grote tuin, een gemeenschapsruimte voor het organiseren van familiefeesten of een logeerkamer voor gasten die op die manier niet meer moeten worden geïnstalleerd in individuele woningen – wat zorgt voor een hogere kwaliteit van deze ruimten en materialen alsook een vermindering op de huurkost. Daarnaast vormt de ‘pooling’ van middelen op een grotere schaal ervoor dat extra middelen en diensten mogelijk worden zoals een warmtepomp, zonnepanelen of op grotere schaal zelfs een sportzaal, een dakterras, een sauna, een cinema, een speeltuin, een crèche of huiswerkbegeleiding – wat zich opnieuw vertaalt in een hogere woonkwaliteit. Vehikel voor collectief wonen Collectief wonen komt op. Dit wordt vaak gestructureerd met een vereniging van mede-eigenaars (VME) waar bewoners nog steeds individuele eigenaar zijn, en bijgevolg vanuit dit individueel perspectief redeneren. Zo resulteert een collectieve kwestie zoals een dakrenovatie niet zelden in een conflict van individuele eigenaars. Zoals we hebben verduidelijkt, staat coöperatief wonen niet gelijk aan collectief wonen. Wel vormt het een vehikel om een collectief woonproject op te zetten. In een wooncoöperatie is iedereen mede-eigenaar van het geheel (en niemand is eigenaar van een individuele woning) waardoor collectieve kwesties op een natuurlijke wijze collectief aangepakt kunnen worden. De voordelen van huren in een wooncoöperatie Laag startkapitaal Vandaag geeft de helft van de huurders aan dat een tekort aan middelen in grote mate hun keuze bepaalt om te blijven huren. Zoals eerder besproken is er vanuit het standpunt van de bewoner een gelijkaardige kasstroom om coöperatief te gaan wonen of om te huren. In plaats van een huurwaarborg betalen bewoners een minimaal 66 Coöperatief wonen in Vlaanderen aantal aandelen die nodig zijn om in te stappen in een wooncoöperatie. De prijs van een aandeel en het minimumaantal waar moet op ingetekend worden hangt af van het financiële model. Wel is het gemakkelijker voor derden om mee te financieren, (doordat ze mee vennoot kunnen worden van de wooncoöperatie), wat minder evident is bij huur en bij koop. Woon- en levenskwaliteit Maar liefst 45% van de huurders zegt dat het feit dat ze zich geen zorgen hoeven te maken over grote onderhoudswerken en bijbehorende kosten hun keuze om huurder te blijven verklaart. Test Aankoop toonde via hun enquête23 met 1330 geldige deelnamen aan dat de baksteen inderdaad vaak zwaar op de maag kan liggen van eigenaars die bouwen of verbouwen. Maar liefst 70% van de respondenten liet weten dat zij minstens één belangrijk probleem tegenkwamen tijdens het bouwen. 25% rapporteerden meer dan 3 problemen zoals vochtproblemen, afwerking, of facturatie met stress, angst, prikkelbaarheid, zware vermoeidheid en slaapproblemen tot gevolg. Bovendien liep een derde van de respondenten meer dan een half jaar vertraging op en had twee derde gemiddeld 8% tot 14% meerkosten. Een tiende van de eigenaars zou niet meer opnieuw willen verbouwen. Waar huren vaak als een oplossing wordt gezien voor het vermijden van deze (ver)bouwperikelen, komt deze deresponsabilisering met een prijs. Zo vormt huren een conflictueus model op vlak van onderhoud. De Vlaamse Woonsurvey toont aan dat twee op drie van de huurwoningen in Vlaanderen worden verhuurd door een particuliere eigenaar. Het is de verhuurder die acties moet organiseren om het basisbeheer van de woning en de installatie van ingrepen om de duurzaamheid, zoals energiebesparing, te realiseren. De verhuurder heeft hier echter slechts een beperkt en indirect belang bij omdat de huurder toch de energiefactuur betaalt. Dit heeft twee gevolgen21. Enerzijds zorgt het ‘matiger’ onderhoud dooreen huurder voor hogere onderhoudskosten die voor de eigenaar zijn. En deze worden opnieuw vertaald in een hogere huur. Anderzijds loopt de gemiddelde leeftijd van de verhuurder synchroon met het stijgende belang voor verhuurders om rendement te maken, bijvoorbeeld om een pensioen te financieren. Als gevolg worden noodzakelijke investeringen doorgeschoven naar een volgende eigenaar. Tegelijkertijd staan structurele ingrepen in de woning met een lange terugverdien termijn en effect in contrast met het onzekere perspectief van de huurder die vaak al te weinig kapitaal bezit om deze onderhoudsacties te overwegen. Dit heeft opnieuw nefaste gevolgen voor de levenskwaliteit en op de levenscyclus van het woonpatrimonium21.  


































































































   64   65   66   67   68