Page 43 - Cooperatief Wonen in Vlaanderen
P. 43

1985 - 2015 Maatschappelijke evoluties Deze periode wordt getekend door de impact van de oliecrisis van de jaren 70. Daarnaast zorgde een trage en complexe decentralisering van bevoegdheden van het nationale naar het regionale niveau voor heel wat effecten. Beide factoren zorgden voor een terugval van publieke inspanningen in het geregionaliseerde woonlandschap, met een ‘wooncrisis’ tot gevolg. De kloof tussen de stijgende prijzen op de huur- en koopmarkt en stagnerende inkomens wordt steeds groter. Daarnaast zorgt een toenemend tekort aan sociale huisvesting ervoor dat velen in te dure huurwoningen terechtkomen. Ten slotte zorgt een de-institutionalisering van de gezondheidszorg en het welzijnswerk ervoor dat psychiatrische patiënten, personen met een beperking en zieken gedwongen zijn om langer te verblijven in hun vaak onaangepaste woonsituatie. Woongolf Als antwoord op de terugtrekkende rol van de overheid merken we een steeds groter engagement bij middenveldorganisaties. Een van de belangrijkste gevolgen was het ontstaan van de sociale verhuur- kantoren, die woningen huren op de private markt om ze vervolgens te verhuren aan kwetsbare groepen. Ook ontstaan in deze tijd verschillende huurderscomités en wetswinkels die de belangen van (kwetsbare) huurders verdedigden tegen huisjesmelkerij, discriminatie, te hoge huurprijzen en een tekort aan kwaliteit op een precaire private markt. Deze initiatieven leidden tot de opmaak van de Vlaamse Wooncode en het opnemen van het recht op wonen in de federale grondwet. Gevolgen die we tot vandaag de dag merken. Wooncoöperaties Gezien het model van wooncoöperaties zoals we het tot nu toe kenden erg afhankelijk was van publieke financiering voor de opstart, zorgde de terugtrekkende overheid voor een significante daling van het aantal nieuwe wooncoöperaties. Bovendien zorgde de moeizame regionalisering van het woonbeleid ervoor dat de overheid een te onstabiele publieke partner was voor wooncoöperaties om duurzame samenwerkingen mee uit te bouwen. We zien zes categorieën van initiatieven ontstaan in België, de ene met al meer impact op de bestaande wooncoöperaties dan de andere6: 1. Een eerste categorie zijn de coöperatieve woonprojecten die werden gecoöpteerd door de sociale huisvestingsmaatschappijen. Zo werd onder de zesde staatshervorming een rationalisering van de sociale huisvesting in Brussel voorgesteld, waarbij sociale ‘huisvestingsbedrijven’ (waaronder wooncoöperaties) met minder dan 2500 wooneenheden werden gedwongen om zich samen te voegen. De coöperatieve woonprojecten in Brussel hadden vaak niet meer dan 800 wooneenheden en zagen hun administraties dus versmelten, verkleinen en verhuizen. Dit leidde tot het vervagen van de directe band tussen het beleid en de operationele werking van een wooncoöperatie en haar bewoners. Er kwamen geen nieuwe vennoten meer bij, met als gevolg dat de bewoners langzaam maar zeker niet langer de vennoten van de coöperatie waren. Op die manier verloren de (nieuwe) bewoners hun stemrecht in het bestuur van de wooncoöperatie. Publieke overheden werden de grootste aandeelhouders en kregen het grootste gewicht in het bestuur van deze woonprojecten. 2. Een tweede categorie vormde een soort compromis tussen de wooncoöperaties die hun autonomie wilden bewaren en de trend van coöptatie die hierboven werd beschreven. Door de druk op sociale huisvesting en de stijging van koop- en huurprijzen dwongen publieke overheden meer voorwaarden af om bestaande wooncoöperaties zo te sturen richting een publieke eerder dan een civiele dienstverlening. Hierdoor zouden ze eerder de laagste klasse dienen dan de lage middenklasse. Zo kregen familieleden van huidige bewoners niet langer voorrang op een woning binnen de wooncoöperatie. In Brussel kreeg iedereen die voldeed aan de toelatingsvoorwaarden van een sociale woning, en bovenaan de wachtlijst stond, het recht om te kiezen voor een vrije plek binnen een wooncoöperatie. Daarbij hoefden ze zich niet noodzakelijk in te schrijven in het participatieve karakter van het woongebeuren, of het verschil te begrijpen met een klassieke sociale huisvestingsmaatschappij (Aernouts & Ryckewaert, 2018). Hoewel de onafhankelijkheid van wooncoöperaties werd ingeperkt, werd er nog veel waarde gehecht aan bewonersparticipatie. Deze evolutie van wooncoöperaties naar sociale 2020  VIERDE GOLF 43 


































































































   41   42   43   44   45