Page 108 - Cooperatief Wonen in Vlaanderen
P. 108

Cera Coöperatief wonen in Vlaanderen Integreren van publiek toegankelijke ruimten In veel Vlaamse stadsontwikkelingsprojecten zien we dat projectontwikkelaars snel geneigd zijn om te kiezen voor monofunctionele woonprojecten omdat de complexiteit van gemengde programma’s, de onvoorspelbare ruimtenoden van niet-residentiele programma’s en de lagere inkomsten voor meer financieel risico zorgen. Dit is een grote frustratie van beleidsmakers, omdat het de stedelijkheid (diversiteit van programma’s die aansluiten op de publieke ruimte) onder druk zet. Omdat voor de bewoners van een coöperatief project de lokale woonkwaliteit primeert bovenop de financiële winst, dragen deze projecten de potentie in zich om op een andere manier ‘stad te maken’. Dit kan zowel gaan over de (verplichte) integratie van publieke voorzieningen zoals buurthuizen, crèches, bibliotheken, ... als over de integratie van niet-residentiele programma’s, (vb. horeca, kantoren, ateliers of, zoals in Kalkbreite, zelfs een cinema of tramstelplaats. Sommige van de (intern) gedeelde programma’s kunnen ook publiek toegankelijk gemaakt worden, zoals de gedeelde extra slaapkamers als hotelkamers, het dakpaviljoen als feestzaaltje of vergaderplek. De gebruikers van deze niet-residentiële programma’s kunnen op dezelfde manier vennoot worden van het geheel. Maar het vergrootte financiële risico van de integratie van niet-residentiele programma’s (zoals in extremis een cinema) vraagt om aangepaste afspraken rond de verdeling van de investeringen, lang lopende contracten, een extra marge op de ‘kostendekkende huur’ voor verhoogde risico op leegstand enzovoort.   In Zürich legde de stad als voorwaarde voor een betaalbare lease van de grond aan de coöperatie op dat 1% van de vloeroppervlakte gratis aan de stad ter beschikking gesteld moest worden om er buurtfuncties in te voorzien. 108 


































































































   106   107   108   109   110